Gerwin van der Pol
2017-36 +37. Films zijn als cadeautjes die je uitpakt en die soms precies zijn wat je ervan verwachtte, en soms meevallen en nog vaker tegenvallen. Maar altijd vergelijk je je verwachtingen met het werkelijke product. Vandaar dat je je tijdens, of anders na, de film bewust afvraagt: wat vind ik ervan? Probeer maar eens niets te vinden van een film.
Dunkirk van Christopher Nolan roept dat natuurlijk, meer dan andere films, over zich af. Door de enorme hype, het feit dat een Amerikaan zich interesseert voor de Europese geschiedenis, en zelfs ter plekke komt filmen.
Maar de grote vraag is toch: als je als een van de zeer weinige filmmakers in Hollywood carte blanche hebt om een film te maken, zodat je elke denkbare film kunt maken, voor een ongelimiteerd bedrag, waarom zou je dan een film maken over de terugtocht van de soldaten uit de verloren slag om Duinkerken, veel meer dan een halve eeuw geleden? Je verwacht toch op z’n minst iets bijzonders, iets dat nog niet eerder verteld was.
The Thin Red Line – beter wordt het niet
Maar het is niet bepaald de eerste of enige oorlogsfilm. De ultieme oorlogsfilm is The Thin Red Line van Terrence Malick (1998), de film die de oorlog in al z’n gekte toont, als nachtmerrie, waarin de soldaten zowel gereduceerd zijn tot simpele pionnen op een onoverzichtelijk schaakbord, als toch ook allemaal round characters zijn, bij wie je in het hoofd zit.
The Thin Red Line is daarmee een uitzondering, omdat alle andere oorlogsfilms ofwel de handeling wat afstandelijk in beeld brengt (het is niet fijn om met al die soldaten steeds van binnenuit mee te leven en mee te maken dat ze sterven, zoals A Bridge Too Far (Richard Attenborough, 1977), ofwel dat ze wel de soldaten van ‘binnenuit’ tonen, wat dan ten koste gaat van de geschiedenisles en het overzicht. In die laatste categorie hebben we dan Full Metal Jacket (Stanley Kubrick, 1987).
Saving Private Ryan (Steven Spielberg, 1998) was dan wel een standaard en zoetsappige oorlogsfilm, maar die gaf tenminste in het eerste half uur een behoorlijk realistische blik, vanuit de soldaten, van de chaos en zinloosheid en massaslachting tijdens D-Day. Saving Private Ryan valt eigenlijk het eerste half uur in de categorie ‘mentaal’, en de rest is A Bridge Too Far.
Wat wil Dunkirk?
Dunkirk probeert een The Thin Red Line te zijn, maar is een tamelijk ouderwetse A Bridge Too Far. Zeker, er staan heel veel soldaten op het immense strand van Duinkerken, waar de soldaten geen kant meer op kunnen behalve naar het water. En na alle pogingen om op de enige grote boot te komen, wordt die getorpedeerd, en gaat het er om er weer vanaf te komen (het Titanic-scenario (James Cameron, 1997)), en dat principe van zinloosheid wordt eindeloos herhaald, waarbij de soldaten bij bosjes sterven.
Een onvervalste Amerikaanse/ Engelse oorlogspropaganda film
Het verhaal wordt, natuurlijk, verteld vanuit een paar mensen, waarvan je de overlevingsdrang wel sterk meevoelt. Zintuiglijk is de betrokkenheid bij die personages groot, maar verder zijn het tamelijk oninteressante, inwisselbare, personages. Dat geldt ook voor de drie Engelse piloten in de Spitfires, die moeten zorgen dat de boten vrije doorgang hebben. Een groot deel van de film wordt hun handelen in de cockpits getoond, waarbij je hen alleen herkent door hun stem. Door de afwisseling van handelingen op het strand, op het water en in de lucht, wordt de chaos, en het beperkte overzicht van de individuele soldaten voor de kijker overzichtelijk getoond. En het ingenieuze spel met de tijd (het blijft natuurlijk wel de Nolan van Inception (2010)) leidt, na eerste verwarring, uiteindelijk tot een kraakheldere vertelling.
En wat wil die kraakheldere vertelling eigenlijk vertellen? Engelse soldaten zijn helden, het Engelse volk is dapper, de Duitsers zijn gereduceerd tot een onzichtbare vijand (er is geen Duitser herkenbaar in beeld), en zelfs een nederlaag kan nog verkocht worden als een overwinning: van de 400000 gestrande soldaten kwamen er 350000 veilig thuis. Dat laatste is de boodschap die de film in de aftiteling meldt. Dat komt als een grote verrassing, omdat je in de film eigenlijk alleen maar die 50000 soldaten hebt zien omkomen, en maar een enkeling gered hebt zien worden.
Met die schaamteloze heldenverering is de film een onvervalste Amerikaanse/ Engelse oorlogspropagandafilm, waarvan we altijd dachten dat die door de overheid werden verordonneerd. Niet dus.
Het enige niet-ouderwetse aan de film is de muziek/soundscape. Een soundscape is het geheel van geluiden in een film. In Dunkirk vermengt de muziek zich met de geluiden, en die muziek is totaal anders dan de beelden en erg nadrukkelijk aanwezig. De atypische muziek weet op de een of andere manier de beelden veel kracht te geven. Met als hoogtepunt de laatste vijf minuten van de film die vormen een prachtige visuele en muzikale epiloog, die de film alsnog het bekijken wel waard maakt.