We need to talk about Kevin: hadden we dat maar gedaan (Lynne Ramsay, 2011)

Gerwin van der Pol

2017-35 Eva Katchadourian (Tilda Swinton) en Franklin (John C. Reilly) zijn een gewoon gezin met een zoon en dochter. De film toont scènes uit twintig jaar van hun gezinsleven. Dat Kevin (Jasper Newell/Ezra Miller) uiteindelijk totaal zal ontsporen is de hele film wel duidelijk, maar hoe en wat blijft heel lang duister. In veel filmrecensies en besprekingen wordt juist altijd gesproken over wat er dan uiteindelijk gebeurt, terwijl de film daar nadrukkelijk niet over gaat.

De film vertelt het verhaal in flashforwards en flashbacks. De grote vraag die de film stelt is hoe Kevin zo is geworden of al was, en wat de rol van Eva daarbij is. Voedt een moeder haar zoon op tot wie hij wordt, of is er geen redden aan? En wat is de rol van de vader, en van de omgeving? Door de eigenaardige koppeling van de scènes worden bepaalde gebeurtenissen uit hun levens, die op zich weinig betekenis lijken te hebben, met elkaar in verband gebracht. Zo laat de film de toeschouwer  oorzakelijke verbanden leggen volgens de drogredenering: wat komt na is veroorzaakt door. De toeschouwer vindt zo antwoorden terwijl de film ze niet als harde feiten presenteert.

Wat betekent het?

Ook de vormgeving suggereert veel meer dan er in feite is. Het strakke, lege moderne huis vormt, in beeld gebracht in wide-screen, beangstigende, gevoelsarme personages die er in leven, en zich verlaten voelen in het huis. Omdat alles zo kaal en kalm is, valt elke beweging, elk kleurelement goed op, en lijkt voor de toeschouwer die op zoek is naar duiding steeds een belangrijke aanwijzing.

De zintuigen worden toch al nadrukkelijk aangesproken door de bijzondere geluidsband. De film ‘citeert’ niet alleen beelden uit het leven van de personages, maar doet dat ook met geluidsfragmenten en dialogen. Die geluidsfragmenten worden ook toegevoegd aan beelden die zich in een andere tijd afspelen.

De toeschouwer moet zo voortdurend actief en ingespannen betekenis geven aan al het beeld en geluid, zonder precies te weten waar de film precies heen wil. Normaal gesproken is alle aandacht van de toeschouwer gericht op het (re)construeren van alle gebeurtenissen, maar in We Need to Talk about Kevin is het weten duidelijk niet genoeg. ‘Waarom?’ is de vraag die beklijft.
Maar er is nog iets veel vreemders aan de hand. Doordat de scènes zo eigenaardig gerangschikt zijn, en zonder introductie worden getoond, krijgen ze een eigen betekenis, die vaak lijnrecht staat tegenover de ‘standaard’ betekenis. Zo krijgen de meest liefdevolle scènes opeens een akelige bijsmaak, worden wellicht horrorachtig, terwijl in de akelige gebeurtenissen iets van genegenheid voelbaar wordt.